De appellationregels zijn ingewikkeld: om heus roussillon te mogen heten, moet een wijn van minstens drie Zuid-Franse druivensooreten geassembleerd zijn. Hier vond de wijnmaker dat de kersenfruitige grenache en peperige syrah genoeg aan elkaar hadden en een derde in dat huwelijk niet nodig was.

Dus moest deze zonnig geurende warmbloedige wijn een stapje lager zetten op de appellationladder. Wij treuren er niet om: Hij smaakt karakteristiek naar de Roussilon, met z’n geuren van fruit en kruiden, z’n stoere inborst die doet denken aan het ruige landschap daar bij de uitlopers van de Pyreneeën.