We zijn er natuurlijk niet gevoelig voor, maar leuk is het wel, zo’n handgeschreven briefje bij de proefflessen van de familie Schodl uit Poysdorf, nakomelingen van Fritz en Frieda die het domein in de jaren ’50 oprichtten.
En al beoordeelden we ook al eerdere oogstjaren, zo’n persoonlijk schrijven vinden we nog steeds leuk. Vooral omdat het nergens wervend is en geen ronkende reclamepraat laat ratelen.
Heel bescheiden schrijft Kerstin Schodl-Klamm hoe de oogst verliep, daar in de kleine, beschutte vallei waar in de wijngaard Höbartsgrub met z’n kalkgrond hun grüner veltliner groeit. Die rustig is opgevoed op roestvrij staal, waarbij 30 procent van de oogst op het fijne-gistenbezinksel mocht rusten. Sur lie, zoals ze in Muscadet zeggen.
Laat dat maar even bezinken. Hoe dan ook, dat geeft de wijn extra diepte en extra frisheid. De opgewekte geuren van bloesem en voorjaar en bedauwde druiven dat we kennen van de betere veltliner, en dan diepgaander en luxueuzer. Extra smakelijk dit oogstjaar: dat snufje witte peper op de afdronk, opdat wij niet vergeten dat de bijnaam van de grüner veltliner ‘pfefferl’ is, pepertje.
Zoals alle allerbeste wijnen: heel eenvoudig en bescheiden, maar in de aandacht voor duizend details toont zich de meester, de wijnmaker die van zo’n ogenschijnlijk eenvoudige wijn een veltliner maakt die uittorent boven de rest.